Aanleiding van het geschil
Eisers in cassatie (de eigenaar van het pand, de exploitant en de bewoners) zijn een procedure gestart tegen de eigenaar van het naastgelegen pand en de door hem ingeschakelde aannemer. Laatstgenoemde heeft onder het naastgelegen pand een zogenaamde afzinkkelder geplaatst. De werkzaamheden hebben schade (verzakkingen en scheurvorming) tot gevolg gehad.
Arrest Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 6:162 BW blijkt dat van een inbreuk op een recht als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW niet reeds sprake is op grond van de enkele omstandigheid dat een gedraging letsel of zaaksbeschadiging als voorzienbaar gevolg heeft. Een zodanige gedraging is in het algemeen alleen onrechtmatig als zij in strijd was met een norm van geschreven of ongeschreven recht die ertoe strekt letsel of zaaksbeschadiging te voorkomen.
Uit hetgeen het hof heeft overwogen leidt de Hoge Raad af dat aan de bouwwerkzaamheden van de aannemer een aanmerkelijk risico verbonden was dat aan het naastgelegen pand schade zou worden toegebracht, óók indien maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en werkzaamheden zorgvuldig werden uitgevoerd. Waar dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, kan volgens de Hoge Raad niet zonder meer worden aanvaard dat de eisers (de eigenaar, exploitant en de bewoners van het naastgelegen pand) de daardoor veroorzaakte schade dienen te dragen. Hierbij is volgens de Hoge Raad het volgende van belang:
• de werkzaamheden werden in het belang van (de opdrachtgever van) de aannemer uitgevoerd en leverden voor eisers geen voordeel op;
• de schade van eisers behoort niet zonder meer tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander;
• het lag veeleer op de weg van aannemer om zich tegen de aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren.
Het uitvoeren van voornoemde werkzaamheden door aannemer met schade aan het naastgelegen pand tot gevolg, kan daarom een onrechtmatige daad opleveren die verplicht tot vergoeding van schade, aldus de Hoge Raad.
Betekenis voor de praktijk
Ook (of beter gezegd: zelfs) in die gevallen wanneer sprake is van een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering kan de aannemer die bouwwerkzaamheden verricht waaraan een aanmerkelijk risico op schade verbonden is aansprakelijk zijn voor schade. In dat licht kan het in het belang zijn van zowel de opdrachtgever (die in specifieke gevallen mogelijk aansprakelijk is op grond van artikel 6:171 BW) als de aannemer om bij risicovolle werkzaamheden altijd te zorgen voor een passende verzekering. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een CAR-verzekering die ook schade aan eigendommen van derden dekt. Verder is het om bewijsproblemen te voorkomen, veelal raadzaam om voor aanvang van de werkzaamheden een zogenaamde nulmeting te doen.
Voor derden (lees: buren) die als gevolg van bouwwerkzaamheden schade hebben geleden, brengt het arrest tenslotte nuttige gezichtspunten mee om te kunnen beoordelen of de aannemer met succes aansprakelijk kan worden gesteld, ook in die gevallen dat sprake is geweest van een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering.
Tenslotte geldt, zoals ook door de Hoge Raad wordt gememoreerd, dat niet iedere zaaksbeschadiging leidt tot aansprakelijkheid. In het algemeen zal daarvoor ook vereist zijn dat sprake is van een normschending.
Heeft u vragen over dit onderwerp, neem dan gerust contact op met Bart Steeghs of Hugo Goedegebure