Fraude is hot. Niet alleen de media staat bol van nieuws over fraude, ook in rechtspraak heeft het begrip ‘fraude’ een grote vlucht genomen. Uit onderzoek blijkt inderdaad ook sprake te zijn van een toename van ‘fraude’. In de praktijk zien wij eveneens deze toename van fraudekwesties, die steeds vaker civielrechtelijk worden bestreden. In deze fraudekwesties is het veelal niet lastig om de fraudeur zelf veroordeeld te krijgen, maar wel de (rechts)personen om de fraudeur heen die op enigerlei wijze bij de fraude betrokken zijn (geraakt) en daarvan profiteren. Te denken valt aan echtgenotes, kinderen of andere familieleden, maar ook de rechtspersonen waarin (onttrokken) vermogen verborgen wordt gehouden.
Om deze profiteurs van fraude met succes in rechte aan te kunnen spreken tot verhaal van schade, zullen naar onze mening de van oudsher bestaande grondslagen voor aansprakelijkheid anders moeten worden ingezet. Hierna zal daarom worden onderzocht of de leerstukken (1) onrechtmatig profiteren van fraude, (2) onrechtmatige groepsdaad en (3) indirecte ongerechtvaardigde verrijking, ook wel ‘derdenverrijking’, uitkomst bieden voor een succesvolle schadevergoedingsactie tegen die derden. Niet alleen wordt stil gestaan bij de vereisten voor toewijzing van ergelijke vorderingen en de verschillen daartussen, maar met name aan de hand van rechtspraak zal worden bepleit dat deze mogelijk meer en anders kunnen worden ingezet om fraude optimaal te redresseren. In rechtspraak en literatuur wordt namelijk nog wel eens aangenomen dat beide vormen van regres (onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking) inhoudelijk dicht tegen elkaar liggen en in het algemeen tot hetzelfde resultaat leiden. Hierna zal blijken dat deze stelling naar onze mening geen standhoudt.
Lees het volledige artikel Profiteren van fraude: de glijdende schaal van onrechtmatig naar ongerechtvaardig.
Bron: Sdu, Tijdschrift voor de Ondernemingsrechtpraktijk, nummer 7, december 2018