Publicatie

Brandveiligheid tunnels onder de loep

13 september 2018 – De (brand)veiligheid van de Nederlandse tunnels is recentelijk uitgebreid in het nieuws geweest. Hierbij werd een viertal tunnels steeds bij naam genoemd: de Tweede Coentunnel (A10) in Amsterdam, de Ketheltunnel (A4) bij Schiedam, de Willem-Alexandertunnel (A2) in Maastricht en de Salland-Twentetunnel (N35) in Nijverdal. Geconcludeerd is dat deze vier tunnels niet voldoen aan de brandveiligheidseisen die voortvloeien uit (onder meer) het Bouwbesluit 2012. Ook bij nog lopende projecten wordt gevreesd dat het ontwerp van de tunnels mogelijk niet voldoet aan de brandveiligheidseisen.

Expertise

Vastgoedrecht

Hugo

Goedegebure

In 2000 bleek nog uit onderzoek dat de tunnels in Nederland brandveilig waren. Maar omdat de samenstelling van gebruikte betonsoorten in de daaropvolgende jaren veranderde, deed Rijkswaterstaat dit jaar nieuw onderzoek. Het probleem speelt vooral bij betonmengsels die vanaf 2008 zijn gebruikt. Volgens experts worden sindsdien steeds vaker stoffen bijgemengd om een ‘duurzamer’ betonmengsel te krijgen. Dit heeft evenwel mogelijk grote gevolgen voor de brandwerendheid van het beton, zo luidt althans de hypothese.

Brandveiligheid van tunnels in de Nederlandse wet- en regelgeving

De vastlegging van brandveiligheidseisen in wet- en regelgeving is in een stroomversnelling gekomen na een aantal ernstige tunnelbranden in de Alpen rond de eeuwwisseling (waaronder de brand in de Mont Blanc tunnel met 39 dodelijke slachtoffers als gevolg). Belangrijk in dit verband is de inwerkingtreding van een EU-richtlijn in 2004 (richtlijn inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet). Deze richtlijn beoogt een minimum veiligheidsniveau te verzekeren voor Europese weggebruikers. Dit minimum veiligheidsniveau geldt voor alle tunnels in het Europese wegennet van meer dan 500 meter. De richtlijn schrijft in dit verband voor dat de lidstaten er voor dienen te zorgen dat deze tunnels voldoen aan de minimumveiligheidseisen die staan opgesomd in een bijlage bij de richtlijn. Zo gelden er eisen ten aanzien van de verlichting, ventilatie, bewakingssystemen, hulpposten en noodelektriciteitsvoorzieningen in tunnels. De richtlijn bepaalt daarbij expliciet dat lidstaten ook strengere eisen mogen stellen.

Strengere eisen zijn bijvoorbeeld gesteld door de Nederlandse wetgever, die de richtlijn in 2006 heeft geïmplementeerd in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Warvw), en het daarop gebaseerde Besluit aanvullende veiligheid wegtunnels (Barvw) en de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Rarvw). Zo is de Nederlandse wetgeving bijvoorbeeld van toepassing op alle tunnels langer dan 250 meter. Daarnaast bevat de Nederlandse wetgeving enkele eisen die inhoudelijk strenger zijn dan de Europese eisen.

In 2013 is het Barwv vervallen en zijn de Warvw en de Rarvw herzien. Thans is de wet- en regelgeving ten aanzien van (brand)veiligheid in tunnels neergelegd in de richtlijn 2004/54/EG, de Warv en de Rarvw. Daarnaast zijn enkele aanvullende regels geformuleerd in de Woningwet, de Wabo en het Bouwbesluit 2012.

Risicoanalyse

Naast de inhoudelijke eisen die voortvloeien uit de bijlage bij de richtlijn, schrijft de Europese richtlijn toepassing van een risicoanalyse voor. Deze risicoanalyse dient te worden toegepast bij iedere nieuw te bouwen of wezenlijk te wijzigen tunnel en is neergelegd in artikel 6.1 van de Warvw. Hierbij is gekozen voor de norm 0,1/N2 per kilometer tunnelbuis per jaar, waarbij N het aantal dodelijke slachtoffers per incident is. Deze norm betekent – vanzelfsprekend – dat een ongeval minder acceptabel is, naarmate de gevolgen daarvan groter zijn. Zo mag de kans dat er zich ongevallen voordoen, waarbij 100 doden of meer vallen, niet groter zijn dan eens in de 100.000 jaar per kilometertunnel.

Blijkt op basis van de risicoanalyse dat, gezien het ontwerp van de tunnel, de daarin aanwezige tunneluitrusting en het aanwezige verkeer, de kans op een dergelijk ongeval groter is, dan dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen. Een en ander is ‘doorvertaald’ naar de eisen die voor tunnels voortvloeien uit het Bouwbesluit 2012. Zo bepaalt artikel 2.10 lid 8 van het Bouwbesluit dat een bouwconstructie van een tunnel in het geval van brand niet binnen 60 minuten mag bezwijken en voor zover deze onder open water ligt niet binnen 120 minuten.

Vervolg

Bij bestaande tunnels zal steeds moeten worden onderzocht of wordt voldaan aan de brandveiligheidseisen. Als dit niet het geval is zal (in ieder geval) de tunnelbeheerder (veelal: Rijkswaterstaat) maatregelen moeten nemen, zoals het aanbrengen van hitteschilden in de tunnels. Voor lopende projecten en nieuwe projecten is het natuurlijk van belang dat zeker is dat de tunnel bij oplevering voldoet aan de brandveiligheidseisen. Is dit niet het geval dan zal het bevoegd college van burgemeesters en wethouders de voor opening van de tunnel vereiste vergunning (de ‘openstellingsvergunning’) immers weigeren (artikel 8 Warvw). Deze problematiek speelt onder meer bij de Gaasperdammertunnel in Amsterdam-Zuidoost; daar heeft Rijkswaterstaat besloten tot het laten aanbrengen van hitteschilden over de volledige lengte van de tunnel (3 kilometer). Over de kosten hiervan heeft Rijkswaterstaat nog geen uitspraken gedaan, maar duidelijk is wel dat deze aanzienlijk zullen zijn.

De komende tijd zal uit onderzoek moeten blijken wat de precieze omvang is van deze brandveiligheidsproblematiek. In de tussentijd doen opdrachtgevers er goed aan om reeds in de ontwerpfase voldoende aandacht te schenken aan de actuele brandveiligheidseisen en bij de bouw te controleren, met behulp van brandproeven, of ook daadwerkelijk aan deze eisen wordt voldaan.

Heeft u vragen over dit onderwerp, neem contact op: