Bouwwerken die vallen onder het stelsel van de kwaliteitsborging zijn uitgezonderd van de vergunningplicht voor de (technische) “bouwactiviteit”, waarop in dit blogbericht wordt ingegaan. Om te bepalen of een bouwactiviteit onder dit stelsel valt, moet beoordeeld worden of sprake is van (1) een bouwwerk dat (2) binnen de gevolgklasse val.
Bouwwerk
Voor de vraag of sprake is van een “bouwwerk” is relevant hoe dit begrip moet worden uitgelegd. Onder het huidige recht is de (steevaste) rechtspraak dat hiervoor wordt aangesloten bij het begrip in de modelbouwverordening (ABRvS 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3952). Daarin is een bouwwerk gedefinieerd als:
“Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.
Onder de Omgevingswet heeft de wetgever ervoor gekozen om het begrip expliciet te definiëren. In onderdeel A van de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet (de begrippenlijst) wordt een bouwwerk gedefinieerd als:
“Constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart”.
Een vergelijking tussen de definities leert dat de wetgever aan het begrip “bouwwerk” expliciet heeft toegevoegd dat ook bouwwerkgebonden installaties tot het bouwwerk behoren. Er is geen definitie gegeven van bouwwerk gebonden installaties. Uit de totstandkomingsgeschiedenis bij de Omgevingswet valt echter op te maken dat hiermee (bijvoorbeeld) de rookmelder of brandmeldinstallaties worden bedoeld. Dit betreft installaties die volgens het Bouwbesluit 2012 in een bouwwerk aanwezig moeten zijn.
Hieronder vallen niet de installaties die in een gebouw aanwezig zijn wegens bedrijfsmatige processen, zoals een oven in een bakkerij of de koel- en vriesmeubelen in een supermarkt (Kamerstukken II 2013/14, 33962, 3, p. 616).
Gevolgklasse 1
Bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 en waarvan de bouw is onderworpen aan een instrument voor de kwaliteitsborging, zijn opgesomd in artikel 2.17 lid 2 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het gaat dan om – samengevat – de bouwactiviteiten ten aanzien van de volgende bouwwerken:
- Bouwwerken zonder (voorbeschermde) monumentale status;
- Bouwwerken ten dienste aan een gebruiksfunctie als bedoel in art. 2.17 lid 3 Bbl. Het gaat dan (samengevat) om de volgende gebruiksfuncties:
a. Grondgebonden woonfunctie niet in een woongebouw gelegen en nevenfuncties daarvan, met uitzondering de woonfunctie voor zorg of kamergewijze verhuur;
b. Woonfunctie in een drijvend bouwwerk en nevenfuncties daarvan;
c. Grondgebonden logiesfunctie niet in een logiesgebouw is gelegen;
d. Industriefunctie en nevengebruiksfuncties bestaande uit niet meer dan twee bouwlagen;
e. Industriefunctie als nevengebruiksfunctie bij een andere gebruiksfunctie, bestaande uit niet meer dan twee bouwlagen;
f. Bovengronds bouwwerken geen gebouw zijnde voor infrastructurele voorzieningen bestemd voor langzaam verkeer en die niet over een rijks- of provinciale weg is gelegen, met een te overbruggen afstand van niet meer dan 20 meter;
g. Andere bovengrondse bouwwerken niet hoger zijn dan 20 meter – met uitzondering van infrastructurele voorzieningen voor verkeer anders dan f en bouwwerken met een waterkerende functie.
- Bouwwerken waarvoor geen gebruiksmelding is vereist voordat het in gebruik mag worden genomen. Of een gebruiksmelding is vereist hangt af van de functie en het daaraan gekoppeld aantal personen. Zo geldt voor een kantoorfunctie bijvoorbeeld 150 personen, maar voor een bijeenkomstfunctie voor kinderen jonger dan 12 jaar 10 personen (zie art. 6.7 Bbl);
- Bouwwerken waarvoor een gelijkwaardige maatregel wordt toegepast in plaats van de maatregelen uit het Bbl;
- Bouwwerken waarbij de gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment niet is berekend aan de hand van NEN 6060 of 6079;
- Bouwwerken die niet dienen ten behoeve van een vergunningplichtige milieubelastende activiteit conform hoofdstuk 3 van het Besluit leefomgeving.
Per geval zal dus beoordeeld moeten worden of sprake is van een bouwactiviteit ten behoeve van een aangewezen categorie bouwwerk. Is dat niet aan de orde, dan geldt in beginsel een omgevingsvergunningplicht voor de (technische) bouwactiviteit.
Vooralsnog alleen nieuwbouw
Per 1 januari 2024 geldt het stelsel van de kwaliteitsborging alleen voor nieuwbouw van gevolgklasse 1 bouwwerken. Verbouwactiviteiten worden expliciet buiten beschouwing gelaten (art. 2.17 lid 4 Bbl). Daarmee wordt een zachtere landing beoogd bij vooral de kleinere aannemers en het oplossen van kinderziektes bij gemeenten. Ook is de verwachting dat een latere inwerkingtreding van de Wkb voor verbouwingen het risico verkleint van stagnatie in de bouw en bouwers meer vertrouwen geeft dat de bouw ongestoord verder kan na 1 januari 2024 (Kamerbrief 11 september 2023). Tot 1 juli 2024 zullen gemeenten vergunningplichtige verbouwactiviteiten dus nog in behandeling moeten nemen.
In dit kader dient verder nog opgemerkt te worden dat het verschil tussen nieuwbouw en verbouw in de gevolgklasse 1 vooralsnog relevant is voor het publiekrechtelijke kader en de vraag of een bouwactiviteit ten behoeve van een bouwwerk onder het stelsel van de kwaliteitsborging valt. Privaatrechtelijk wordt dat onderscheid niet gemaakt, waarop in een apart blog nader wordt ingegaan.
Benieuwd naar de vorige blog van deze blogreeks, klik dan hier.
Heeft u zelf een vraag die u graag behandeld ziet in de blogreeks? Stuurt u dan een e-mail naar h.goedegebure@lexence.com en/of p.ozturk@lexence.com. Wij zullen uw vraag dan beantwoorden middels een blog of op via een FAQ-rubriek op deze website.