Reikwijdte
De CSDDD zal van toepassing zijn op ondernemingen met meer dan 1000 werknemers en een wereldwijde omzet van meer dan EUR 450 miljoen. De lagere drempel voor ondernemingen die in bepaalde hoge risicosectoren vallen is komen te vervallen. Wel is een herzieningsbepaling opgenomen, zodat op een later tijdstip kan worden besloten om deze ondernemingen alsnog onder de reikwijdte van de CSDDD te laten vallen.
Daarnaast is duidelijkheid gegeven over toepassing van de CSDDD in concernverband. Indien bovengenoemde drempels gehaald worden op groepsniveau, dan gelden de verplichtingen in beginsel voor de uiteindelijke houdstermaatschappij. Deze mag de due diligence verplichtingen voor de gehele groep ook laten uitvoeren op het niveau van een (operationele) dochtervennootschap. De betreffende holdingmaatschappij en de uitvoerende dochtervennootschap zijn dan hoofdelijk aansprakelijk.
Toegevoegd is dat de CSDDD ook van toepassing is op ondernemingen met een wereldwijde omzet van meer dan EUR 80 miljoen die op basis van een franchise- of licentieovereenkomst met derden meer dan EUR 22,5 miljoen aan royalty’s in de EU genereren. Dit alleen indien sprake is van een gezamenlijke identiteit, een gezamenlijk businessconcept en uniforme businessmethoden. Toepassing van de CSDDD kan derhalve niet worden omzeild door gebruik te maken van franchise- of licentieovereenkomsten.
Gefaseerde invoering
Naar verwachting zal de CSDDD eind mei 2024 worden gepubliceerd. Twintig dagen daarna zal de CSDDD inwerkingtreden. Vanaf dat moment hebben lidstaten twee jaar de tijd om de CSDDD te implementeren in nationale wetgeving. Vanaf het moment van publicatie van de CSDDD gaan er termijnen lopen waarbinnen eerst de grootste en daarna de minder grote ondernemingen aan de implementatiewetgeving moeten voldoen. Deze gefaseerde invoering ziet er als volgt uit:
Grootte ondernemingen |
Termijn |
Verwachting |
> 5.000 werknemers en een netto omzet van EUR 1.500 miljoen |
3 jaar |
2027 |
> 3.000 werknemers en een netto-omzet van EUR 900 miljoen |
4 jaar |
2028 |
Overig |
5 jaar |
2029 |
Keten van activiteiten
In het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie stond dat het due diligence onderzoek zich moet uitstrekken tot de gehele waardeketen. In het voorlopig akkoord is dat al gewijzigd naar de ‘keten van activiteiten’. In de finale tekst is verduidelijkt dat het due diligence onderzoek zich moet uitstrekken tot de upstream activiteiten (toeleveringsketen) alsmede de distributie, transport en opslag van of door directe zakenpartners. Belangrijk is dat hierdoor geen onderzoek behoeft te worden gedaan naar consumentengedrag of de aspecten rondom afvalverwerking.
Lange tijd bestond discussie over de vraag of de financiële sector uitgezonderd moest worden. Verduidelijkt is daarom dat financiële instellingen de CSDDD alleen hoeven toe te passen met betrekking tot hun eigen activiteiten en die van toeleveranciers. Zij hoeven dus geen onderzoek te verrichten naar de activiteiten van klanten. Ook hiervoor is een herzieningsclausule opgenomen, dus dit zou nog kunnen veranderen.
Nadelige impact op milieu of mensenrechten
Wanneer sprake is van een nadelige impact op mensenrechten of milieu is geconcretiseerd en aangescherpt. In de definities wordt nu verwezen naar de in de bijlage genoemde concrete schendingen van rechten, verbodsbepalingen of erkende doelstellingen uit internationale mensenrechtenovereenkomsten respectievelijk milieuverdragen. Van schending van de meer algemene verdragen inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden kan slechts sprake zijn als bedrijven deze rechten daadwerkelijk kunnen schenden, dit rechtstreeks een daarin beschermd juridisch belang aantast en de onderneming het risico hierop kon voorzien.
Klimaattransitieplan
In het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie stond al dat ondernemingen verplicht zijn om een klimaattransitieplan op te stellen in lijn met het Parijs-akkoord. Dit plan moest concrete emissiereductiedoelstellingen bevatten indien klimaatverandering zou moeten zijn geïdentificeerd als voornaamste risico. In de finale tekst van de CSDDD is opgenomen dat in-scope ondernemingen altijd concrete emissiereductiedoelstellingen moeten stellen voor scope 1, scope 2 en scope 3 emissies. Scope 3 staat voor de gehele levenscyclus van alle producten die een bedrijf koopt, vervaardigt en/of verkoopt, waaronder de uitstoot door klanten. Deze verplichting geldt ook voor financiële instellingen.
In het voorlopig akkoord stond dat in-scope ondernemingen met meer dan 1000 werknemers de invoering en uitvoering van het klimaattransitieplan moeten bevorderen door middel van onder andere financiële incentives voor het management. Deze bepaling is eruit gehaald.
Stakeholder engagement
Opvallend is dat de finale tekst van de CSDDD een nieuwe bepaling bevat waarin uitvoerig wordt beschreven op welke manier ondernemingen op een betekenisvolle manier hun stakeholders moeten betrekken. Kort gezegd moeten stakeholders worden geconsulteerd voor het:
- vergaren van informatie over potentiële en daadwerkelijke negatieve effecten;
- ontwikkelen van een preventief of corrigerend actieplan;
- nemen van het besluit over het beëindigen van een zakenrelatie;
- nemen van passende maatregelen; en
- indien van toepassing, de ontwikkeling van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren voor het monitoren van de due diligence activiteiten.
Aansprakelijkheid
Ten slotte is de aansprakelijkheidsbepaling verduidelijkt. Ondernemingen kunnen aansprakelijk worden gesteld voor schade die is ontstaan doordat zij (a) bewust of nalatig niet aan hun verplichting tot preventie, beperking en beëindiging van (potentiële) nadelige effecten hebben voldaan en (b) personen hierdoor schade hebben geleden. Hierbij wordt benadrukt dat ondernemingen niet aansprakelijk zijn voor schade veroorzaakt door zakenrelaties. Als de schade wordt veroorzaakt door meerdere ondernemingen, dan zijn zij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk.
Wie de bewijslast draagt wordt nog steeds overgelaten aan de lidstaten. Er is ook geen bepaling toegevoegd over een omkering van de bewijslast. Wel is opgenomen dat een onderneming bewijs moet overleggen als een eiser zijn claim aannemelijk maakt en daarbij aangeeft dat additioneel bewijs bij de onderneming ligt.
Mocht u meer willen weten of vragen hebben over ESG en uw bedrijf, neem dan gerust contact op met Stephanie ter Brake.