Wat wordt er met de VAR ook alweer geregeld?
Tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer kan onduidelijkheid bestaan of de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en afdragen over de inkomsten van de opdrachtnemer. De VAR geeft hierover duidelijkheid: een opdrachtgever die een opdrachtnemer met een VAR inschakelt, is gevrijwaard van eventuele aanspraken van de Belastingdienst ten aanzien van loonbelasting en/of sociale premies. Een in 2014 of 2015 reeds verleende VAR blijft geldig tot 1 mei 2016, zolang de opdrachtnemer hetzelfde soort werk blijft doen onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden als voorheen.
Wat verandert er met de invoering van de Wet DBA?
Volgens staatssecretaris Wiebes zou de VAR een oordeel afgeven over de arbeidsrelatie zonder de feiten in overweging te nemen. Als oplossing introduceert de wet DBA de door de Belastingdienst goedgekeurde overeenkomsten. Hierbij is ofwel sprake van een reeds door de Belastingdienst gepubliceerde modelovereenkomst ofwel van een overeenkomst die ter goedkeuring is voorgelegd aan de Belastingdienst. Op 1 maart 2016 heeft de Belastingdienst de Handreiking DBA gepubliceerd. Dit document biedt handvatten voor de beantwoording van de vraag of een voorgelegde overeenkomst gevolgen heeft voor de loonheffingen.
De gevolgen van deze wetswijziging
Van de goedgekeurde overeenkomsten gaat – in tegenstelling tot bij de VAR – geen vrijwarende werking uit. Dit betekent dat indien de opdrachtgever en de opdrachtnemer niet precies conform de goedgekeurde overeenkomst uitvoering geven aan de werkzaamheden, de opdrachtgever geconfronteerd kan worden met een naheffingsaanslag loonheffingen.
Gedurende de implementatiefase van 1 mei 2016 tot 1 mei 2017 bestaat slechts een inspanningsverplichting om waar nodig de werkwijze aan te passen. Echter, na afloop van de implementatiefase zal de Belastingdienst een correctieverplichting of een naheffingsaanslag opleggen als er sprake is van een dienstbetrekking en er geen loonheffingen zijn afgedragen.