Door de Hoge Raad wordt vooropgesteld dat de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft. De individuele maten zijn daarom tegenover de opdrachtgever persoonlijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst van opdracht die de maatschap heeft gesloten. Degene die op het moment van het aanvaarden van de opdracht maat is, is in beginsel voor het geheel aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid blijft bestaan indien de maat uittreedt. Ook kan een maat aansprakelijk gehouden worden die niet tot de maatschap behoorde op het moment dat de maatschap de opdracht aanvaardde, maar later is toegetreden. In dat geval is hij slechts voor een kleiner deel aansprakelijk. Deze maten zijn namelijk niet voor het geheel, maar voor gelijke delen van de schade aansprakelijk.
Een ander onderdeel van het arrest ziet op de persoonlijke aansprakelijkheid van de maten, als zij door middel van een (praktijk)vennootschap maat zijn van de maatschap. In dat geval voeren de natuurlijke personen achter de vennootschap de opdracht daadwerkelijk uit. De Hoge Raad oordeelde daarover dat een dergelijke constructie niet uitsluit dat een opdracht is verleend met het oog op een bepaalde natuurlijke persoon. In dat geval is de natuurlijke persoon naast de vennootschap persoonlijk aansprakelijk voor een tekortkoming in de uitvoering van die opdracht. Het enkele gebruik van een praktijkvennootschap, kan dus onvoldoende zijn om persoonlijke aansprakelijkheid te voorkomen.
Als men een opdracht verleent aan een maatschap moet men zich realiseren dat niet alleen de maatschap met haar afgescheiden vermogen aansprakelijk kan zijn, maar ook de maten zelf. Het is dan wel zaak om niet alleen de maatschap te dagvaarden, maar ook de individuele maten. Wordt de maatschap gevormd door rechtspersonen, dan kan het onder omstandigheden ook nog zo zijn, dat de achterliggende natuurlijke personen aansprakelijk zijn.
Uit dit arrest blijkt voorts dat maten in een maatschap zich goed moeten realiseren dat men na toetreding aansprakelijk kan zijn voor zaken, die voordien hebben plaatsgevonden. Bovendien betekent uittreding uit een maatschap niet dat maten niet meer zouden kunnen worden aangesproken voor zaken die gedurende hun periode in de maatschap hebben plaatsgevonden.