Het ging in dit arrest om een bestuurder van een besloten vennootschap die zich richt op het bemiddelen tussen kopers en verkopers van onroerend goed aan de Costa Blanca in Spanje. De bestuurder kwam in contact met een echtpaar uit Nederland dat graag een tweede huis wilde kopen in Spanje. Het echtpaar is naar Spanje afgereisd om een half afgebouwde villa te bezichtigen en besloot de villa te kopen. Voordat de koop van de villa plaatsvond, was de bestuurder op de hoogte van problemen met de bouwvergunningen van het project waartoe de villa behoorde en het gerucht dat de gemeente een afbraakplicht had afgekondigd ten aanzien van illegaal gebouwde villa’s zonder bouwvergunning. Enkele weken na de koop van de villa verneemt het echtpaar dat hun villa is afgebroken omdat er geen bouwvergunning voor de bouw was verleend. Het echtpaar heeft de bestuurder en de vennootschap beiden aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, omdat de vennootschap en bestuurder onrechtmatig hebben gehandeld door het echtpaar niet mede te delen dat de villa’s illegaal gebouwd waren en er een risico bestond op sloop.
Het hof oordeelde dat de bestuurder en zijn vennootschap in de door henzelf gepresenteerde hoedanigheid van deskundig bemiddelaar zozeer professioneel betrokken waren bij de totstandkoming van de koopovereenkomst, dat zij zich op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt de belangen van de kopers hadden moeten aantrekken. De bestuurder had zich volgens het hof op de hoogte moeten stellen van de (on)mogelijkheid tot het realiseren van de woningbouw. Hij had kopers moeten informeren omtrent de hem bekende risico’s en hen moeten adviseren een deskundige in te schakelen of hij had zelf inlichtingen bij de Spaanse autoriteiten in te winnen. Naast de bestuurder achtte het hof ook diens vennootschap uit onrechtmatige daad aansprakelijk, nu de gedragingen van de bestuurder volgens het hof in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van de vennootschap konden worden aangemerkt.
Uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij benadeling van schuldeisers van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering, een bestuurder onder omstandigheden aansprakelijk kan zijn naast de vennootschap indien de bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld of (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen heeft een bestuurder onrechtmatig gehandeld als hem mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
De Hoge Raad overweegt in het arrest van 23 november 2012 dat eenzelfde maatstaf geoordeeld geldt in het geval een bestuurder voor een onrechtmatige daad van de vennootschap, naast de vennootschap aansprakelijk wordt gehouden. In dit geval werd de bestuurder echter niet aansprakelijk gehouden voor een onrechtmatige daad van de vennootschap, maar – volgens de Hoge Raad – vanwege de schending van een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm.
Voor een dergelijke schending gelden volgens de Hoge Raad gelden de gewone regels van onrechtmatige daad en is niet vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt. Dat geldt ook in dit geval waarbij de onrechtmatige gedragingen van de bestuurder in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van de vennootschap worden kunnen aangemerkt, waardoor de vennootschap uit eigen hoofde aansprakelijk kan worden gehouden.