Sinds het Paalman/Lampenier arrest van de Hoge Raad geldt immers dat op een franchisegever in beginsel niet een uit redelijkheid en billijkheid voortvloeiende verbintenis rust om de franchisenemer in te lichten over de te verwachten omzet of winstverwachting. In deze niet-bestaande verplichting kan de franchisegever dus ook niet tekortschieten. Dit is slechts onder bijzondere omstandigheden anders. Verstrekt een franchisegever een omzetprognose wetende dat de prognose fouten bevat dan handelt zij onrechtmatig indien de franchisenemer niet op de fouten wordt gewezen.
In de onderhavige uitspraak sloot franchisenemer Lunchroom Bread and Butter Tiel (B&B Tiel) zich aan bij franchisegever FHC Formulebeheer (FHC) om een Bread and Butter lunchroom te exploiteren. De met de Bread and Butter lunchroom gerealiseerde omzet bleef echter (direct) achter bij de geprognosticeerde omzet. In reactie daarop werd betaling van de franchisefee opgeschort. Sommaties door FHC om betaling van de franchisefee te hervatten sorteerden geen effect en na bijna twee jaar werd de franchiseovereenkomst ontbonden. B&B Tiel sprak vervolgens FHC aan tot schadevergoeding. FHC zou toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht. FHC zou niet hebben ingestaan voor de deugdelijkheid van de door haar afgegeven omzetprognose en FHC had advies en bijstand moeten verlenen aan B&B Tiel op het moment dat de prognose niet werd gerealiseerd.
Gelet op de omstandigheden van het geval en de heersende lijn in de jurisprudentie komt de rechtbank tot het terechte oordeel dat er op FHC geen zorgplicht rustte ten aanzien van de omzetprognose en daarin dus ook niet tekort is geschoten. B&B Tiel had namelijk, anders dan zij aan haar verwijt jegens FHC ten grondslag legt, zèlf de omzetprognose opgesteld. Dit had B&B Tiel gedaan op basis van financiële gegevens die zij had ontvangen van de vorige exploitant.
FHC had de prognose zelfs nog naar beneden bijgesteld, nadat B&B Tiel die aan haar had doen toekomen wegens een op te stellen ondernemingsplan in het kader van een financieringsaanvraag bij de bank. Dit terwijl op FHC als franchisegever geen zorgplicht rust die ertoe strekt dat zij gehouden zou zijn om de door B&B Tiel als (potentiële) franchisenemer zelf aangeleverde omzetprognoses te controleren op juistheid. B&B Tiel is namelijk allereerst zelf verantwoordelijk voor de inschatting van de mogelijkheden voor een profijtelijke bedrijfsvoering. Zeker nu de franchiseovereenkomst bepaalde dat B&B Tiel haar bedrijf geheel voor eigen rekening en risico exploiteerde. Voor zover B&B Tiel bij die inschatting behoefte had aan gegevens van FHC, had zij dat moeten vragen.
Daarnaast is een franchisegever in het algemeen er niet toe verplicht, anders dan B&B Tiel kennelijk meent, om de franchisenemer eigener beweging van gedetailleerd advies te dienen of planmatig begeleiding te geven ten aanzien van de exploitatie door de franchisenemer. Ook rust er op een franchisegever niet zonder meer een mededelingsplicht ten aanzien van ervaringen van andere franchisenemers. Het enkele feit dat een aantal andere franchisenemers van de formule niet succesvol zijn geweest, maakt dit niet anders. Had B&B Tiel meer informatie gewild over bijvoorbeeld de ervaringen van andere franchisenemers, geldt ook hier dat B&B Tiel dat dan had moeten vragen.
FHC is dus niet schadeplichtig tegenover B&B Tiel. Overigens is B&B Tiel wel schadeplichtig tegenover FHC. Nu er geen sprake is van een tekortkoming van FHC, was B&B Tiel immers niet gerechtigd om de betaling van de franchisefee op te schorten.