Huidige situatie
Het enquêterecht is gecreëerd met als doel de gezonde verhoudingen binnen een rechtspersoon te herstellen, om openheid van zaken te creëren en om te kunnen vaststellen waar de verantwoordelijkheid ligt voor wanbeleid. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (hierna: Ondernemingskamer) kan een onderzoek laten instellen naar het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon. Ook kan de Ondernemingskamer verschillende voorzieningen treffen, zoals het schorsen of aanstellen van bestuurders en commissarissen en het gelasten van tijdelijke overdracht van aandelen ten titel van beheer. De Ondernemingskamer kan dergelijke voorzieningen ‘in elke stand van het geding’ gelasten, dus ook voordat het onderzoek is afgerond of zelfs maar een aanvang heeft genomen. Het enquêterecht heeft zich mede daardoor ontwikkeld tot één van de meest effectieve instrumenten om met name patstellingen binnen rechtspersonen te doorbreken.
Wat gaat er veranderen?
De ondergrens voor het indienen van een verzoek wordt verhoogd voor aandeelhouders bij grote vennootschappen. Van een grote vennootschap is sprake als het geplaatst kapitaal meer dan € 22,5 miljoen bedraagt. Nu kunnen aandeelhouders die samen een kapitaal van € 225.000,- vertegenwoordigen een enquêteverzoek indienen. De ondergrens wordt in het wetsvoorstel verhoogd naar (i) tenminste 1% of van het geplaatst kapitaal of (ii) een aandelenbelang van tenminste € 20 miljoen. Dit laatste criterium geldt overigens alleen bij beursvennootschappen.
In het wetsvoorstel krijgt ook de rechtspersoon zelf de bevoegdheid een verzoek in te dienen. Tot nu toe kon een rechtspersoon slechts het onderwerp zijn van een enquêteverzoek. Logischerwijs zal een rechtspersoon – anders dan dat bij andere verzoekers het geval is – niet eerst zijn bezwaren tegen het beleid of gang van zaken kenbaar hoeven te maken aan het bestuur van de rechtspersoon. Zij zijn in dat geval immers zelf de indieners van het verzoek. Wel wordt de eis dat de raad van commissarissen en de ondernemingsraad zo spoedig mogelijk worden ingelicht over het enquêteverzoek.
Indien het een failliete rechtspersoon betreft, kan straks ook de curator een enquêteprocedure starten. Dit is onder de huidige regeling niet mogelijk.
Een vierde aanpassing is dat de wet zal bepalen dat de Ondernemingskamer “binnen redelijke termijn” na het toewijzen van een voorziening ook over het onderzoek zal beslissen. De kritiek in de huidige praktijk is dat er vaak te lang overheen gaat voordat de Ondernemingskamer een beschikking wijst omtrent het onderzoek zelf, nadat een onmiddellijke voorziening al is gelast.
Met betrekking tot het onderzoeksverslag zal worden bepaald dat de onderzoeker personen die daarin worden genoemd, in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken ten aanzien van bevindingen die op henzelf betrekking hebben. In praktijk wordt in veel gevallen al toepassing gegeven aan dit beginsel van hoor en wederhoor.
Een laatste wijziging betreft de bescherming van de onderzoekers en tijdelijk te benoemen functionarissen tegen de kosten van aansprakelijkstelling. Onder de huidige wetgeving worden de kosten van het onderzoek zelf al ten laste van de rechtspersoon gebracht. Daar zal aan worden toegevoegd dat ook de redelijke kosten van verweer terzake de vaststelling van aansprakelijkheid van een aangestelde onderzoeker