Digitaal Stelsel Omgevingswet 2024
In de eerste plaats speelt het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) een belangrijke rol bij de implementatie van de nieuwe Omgevingswet 2024. Dit digitaal loket bundelt en vervangt vier bestaande voorzieningen:
• www.ruimtelijkeplannen.nl voor het inzien van de geldende bestemmingsplannen;
• het Omgevingsloket online (OLO) voor het indienen van vergunningsaanvragen;
• de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) voor het indienen van meldingen voor (milieu)inrichtingen die onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen; en
• het meldpunt bodemkwaliteit.
In plaats van de bovenstaande voorzieningen zal worden gewerkt met één digitaal loket, het “Omgevingsloket”, waarin alle informatie bijeenkomt. In het nieuwe Omgevingsloket kunt u zien welke regels voor een locatie gelden, vergunningen aanvragen, meldingen doen en informatie geven over activiteiten die u wenst te verrichten.
Het Omgevingsplan
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet zullen alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen uit de huidige Wet ruimtelijke ordening worden vervangen door het “omgevingsplan”. Waar gemeenten nu “één of meer” bestemmingsplannen hebben binnen hun grondgebied en er dus vele verschillende bestemmingsplannen kunnen bestaan, zal onder de Omgevingswet één omgevingsplan gelden voor het gehele grondgebied van de gemeente. Opmerkelijk is dat de Omgevingswet aan de gemeenteraad, die traditioneel het bevoegd gezag is voor het vaststellen van bestemmingsplannen, de mogelijkheid biedt om de bevoegdheid tot het vaststellen van een omgevingsplan tot op zekere hoogte te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.
Het omgevingsplan kent bovendien een (veel) bredere reikwijdte dan het bestemmingsplan, waarin het uitgangspunt van “een goede ruimtelijke ordening” wordt verlaten en zal worden gesproken van “een evenwichtige toedeling van functies aan locaties”. Verder is een belangrijk verschil dat het bevoegd gezag omgevingswaarden kan vaststellen, waarmee een veilige en gezonde “fysieke leefomgeving” kan worden bereikt of in stand kan worden gehouden. Ook kan het omgevingsplan gebodsbepalingen bevatten, hetgeen nieuw is ten opzichte van de huidige bestemmingsplannen. Verder komt het bevoegd gezag meer flexibiliteit toe om alle activiteiten te reguleren, door in het omgevingsplan voorwaarden op te nemen gekoppeld aan een meldplicht of een vergunningplicht (de “omgevingsplanactiviteit”). Een simpel voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de bouwactiviteit, die binnen een omgevingsplan op verschillende manieren kan worden gereguleerd. De gemeente de bouwactiviteit koppelen aan een omgevingsvergunningplicht, maar kan ook voorwaarden opnemen waaronder de bouwactiviteit – vergunningvrij – mag plaatsvinden. Om op de hoogte te blijven van de bouwactiviteit en te kunnen controleren dat aan de betreffende voorwaarden wordt voldaan, kan de gemeente bepalen dat een melding moet worden gedaan voor de start van die bouwactiviteit. Tot slot bevat de nieuwe Omgevingswet, net als nu, de mogelijkheid om van het omgevingsplan af te wijken (de “buitenplanse omgevingsplanactiviteit”).
In het volgende blogbericht van deze blogreeks zullen wij op deze mogelijkheden ingaan. Daarbij zullen wij ook de inhoud van het omgevingsplan en de verschillen tussen de mogelijkheden met de huidige bestemmingsplannen behandelen. Ook zal worden ingegaan op de flexibiliteit die aan het bevoegd gezag onder de Omgevingswet toekomt. Verder zullen wij stilstaan bij het overgangsrecht, waarmee veel ontwikkelaars de komende jaren te maken zullen krijgen.
Bouwen en de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging
De wijze waarop bouwactiviteiten worden vergund, verandert ook onder de nieuwe Omgevingswet in 2024. Voor de bouwactiviteit geldt een zogeheten “knip” waarbij onderscheid wordt gemaakt in bouwtechnische regels (technisch deel) en de regels die de gemeente in het Omgevingsplan opneemt over het bouwen (ruimtelijk deel).
Technisch deel
Voor het technisch deel van de bouwactiviteit geldt in beginsel geen vergunningplicht, tenzij dit in een AMvB als vergunningplichtig is aangewezen (art. 5 lid 2 Ow). In het Bbl kunt u vinden wanneer het technisch deel van de bouwactiviteit vergunningplichtig is. In het bijzonder in artikel 2.25 en 2.26 Bbl worden de vergunningplichtige bouwactiviteiten aangewezen. Denk daarbij aan een bouwwerk dat niet op de grond staat en hoger is dan 5 meter, bij een tweede bouwlaag van een verblijfsgebied is voorzien, als gevolg van de bouwactiviteit een hoofdgebouw wordt of is voorzien van een dakterras. Bij een bouwwerk zonder dak wordt dit vergunningplichtig bij een bouwhoogte van meer dan 5 meter of als het gaat om een ondergronds bouwwerk.
Overigens worden in het Bbl ook bouwactiviteiten aangewezen waarvoor geen vergunningplicht, maar wél een meldingsplicht bestaat (art. 2.27 Bbl). Relevant hierbij is dat de Wet kwaliteitsborging (Wkb) per 1 januari 2024 stapsgewijs in werking zal treden; hierover zullen wij een apart blogbericht publiceren. Kort gezegd leidt de Wkb ertoe dat de toetsing van de conformiteit met de regels uit het Bbl – vooraf en tijdens de bouwwerkzaamheden – bij een private toezichthouder, de “kwaliteitsborger” komt te liggen. Die kwaliteitsborger dient op haar beurt ook weer te voldoen aan de in de Wkb opgenomen eisen.
Ruimtelijk deel
Zijn in het omgevingsplan ook regels gesteld voor het bouwen (het ruimtelijk deel)? Dan geldt dit als “omgevingsplanactiviteit” en mag niet zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, tenzij het gaat om een bij AMvB gewezen geval. In artikel 2.29 Bbl zijn die vergunningvrije bouwactiviteiten aangewezen. Daarin komen een aantal de vergunningvrije gevallen voor, die wij nu ook al kennen uit artikel 2 en 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (het Bor). Denk hierbij aan een dakkapel in het achterdakvlak, gewoon onderhoud waarbij de detaillering, profilering en vormgeving niet wijzigt, tuinmeubilair en erfafscheidingen niet hoger dan 1 meter. Deze regels gelden overigens onverminderd eventuele bepalingen in het omgevingsplan over het in stand houden van een bouwwerk die betrekking hebben op de ernstige ontsiering van het uiterlijk van dat bouwwerk.
Procedures
Over de te volgen procedures voor het verkrijgen van de nodige omgevingsvergunningen of het vaststellen van een omgevingsplan valt ook het nodige te schrijven. De Omgevingswet gaat in beginsel uit van de reguliere voorbereidingsprocedure met een beslistermijn van 8 weken, met de mogelijkheid die te verlengen met eenmaal ten hoogste 6 weken. Deze regel geldt niet alleen voor de (aanvragen voor) omgevingsvergunningen voor de bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit, maar óók voor de afwijking van het omgevingsplan (de buitenplanse omgevingsplanactiviteit). Het bevoegd gezag beschikt echter wel over de bevoegdheid om in twee gevallen de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren: als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben of als de aanvrager daarom heeft verzocht of hiermee heeft ingestemd (art. 16.65 Ow).
Blogreeks Nieuwe Omgevingswet 2024
De komende periode zullen wij verschillende blogberichten publiceren, waarin op de bovengenoemde aspecten én op andere relevante onderdelen van de Omgevingswet zal worden ingegaan. Wilt u op de hoogte blijven? Volg ons dan op LinkedIn of schrijf je hier in voor de nieuwsbrief.
Klik hier voor een overzicht van de geconsolideerde teksten.