Met invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) werd de onderbrekingstermijn van drie maanden verlengd naar zes maanden. Daarnaast is in de nieuwe regeling tot uitdrukking gebracht dat de Ragetlie-regel alleen niet van toepassing is als de arbeidsovereenkomst door een opzegging, bedoeld in artikel 7:671, eerste lid, onderdelen a tot en met h, BW of door ontbinding door de rechter is geëindigd. Hiermee wordt duidelijk dat de Ragetlie-regel wel geldt bij een beëindiging met wederzijds goedvinden, bij een opzegging op initiatief van de werkgever waarmee de werknemer heeft ingestemd en bij een opzegging door de werknemer zelf.
Voorts is de Ragetlie-regel niet langer van toepassing als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is geëindigd wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer ‘op grond van een daartoe strekkend beding’. Met de pensioengerechtigde leeftijd wordt bedoeld de AOW-gerechtigde leeftijd of een andere pensioengerechtigde leeftijd. Bij een andere pensioengerechtigde leeftijd dan de AOW-gerechtigde leeftijd kan het gaan om een hogere (dan de AOW) pensioengerechtigde leeftijd of een lagere (dan de AOW) pensioengerechtigde leeftijd. Het overeenkomen van een lagere pensioengerechtigde leeftijd (dan de AOW-gerechtigde leeftijd) is alleen toegestaan als dit niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling bij de arbeid naar leeftijd.
Opmerking verdient dat ook zonder deze uitzondering de Ragetlie-regel bij doorwerken na de pensioenleeftijd niet snel meer een probleem zal vormen. Sinds 1 juli 2015 kan de werkgever immers de arbeidsovereenkomst van een werknemer opzeggen tegen de dag waarop de werknemer AOW-gerechtigd is of tegen een latere datum, mits de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Instemming van de werknemer of een gang naar UWV of de kantonrechter is dan niet nodig.