In beginsel schrijft art. 7:755 BW voor dat de aannemer de opdrachtgever tijdig moet wijzen op de noodzaak van deze prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. In afwijking van art. 7:755 BW kunnen partijen nadere regels stellen zolang deze niet ten nadele van de opdrachtgever zijn. Dat kan in de vorm van een meerwerkregeling of de standaardregeling Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV). Bij twee arbitrale beoordelingen van de Raad van Arbitrage voor de bouw (RvA) bracht de overeengekomen meerwerkregeling niet het gewenste resultaat voor de opdrachtgever.
In het RvA-vonnis d.d. 27 mei 2016 (nr. 34.764) vordert de (curator van de reeds failliete) opdrachtnemer een groot aantal meerwerkposten. Opdrachtgever wijst deze af omdat o.a. de overeengekomen meerwerkregeling niet is gevolgd. Echter, ondanks dat de opdrachtnemer niet heeft voldaan aan de overeengekomen meerwerkregeling en het bepaalde uit par. 35-39 UAV, wordt het meerwerk (deels) wel toegewezen. Arbiters achten namelijk een afwijzing van het meerwerk naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als (i) het meerwerk noodzakelijk is en/of al was opgedragen en (ii) opdrachtgever redelijkerwijs had moeten begrijpen dat daaraan meerwerkkosten waren verbonden. Arbiters wegen daarbij zwaar aan het feit dat de opdrachtgever een professionele partij is en bovendien in de praktijk zichzelf ook niet strikt heeft gehouden aan haar eigen meerwerkregeling. Arbiters leggen hiermee een overeengekomen meerwerkregeling naast zich neer en grijpen terug naar de basis uit art. 7:755 BW. Op basis van de overeengekomen meerwerkregeling had het meerwerk dus moeten worden afgewezen, maar het meerwerk wordt toch nog toegewezen volgens het basisprincipe van art. 7:755 BW en de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
In het RvA-vonnis d.d. 21 april 2015 (nr. 34.727) is ook de UAV en een eigen meerwerkregeling van toepassing. Hierin is bepaald dat het meerwerk alleen kan worden gehonoreerd na een voorafgaande melding aan de directie en na schriftelijke goedkeuring door de opdrachtgever. Arbiters toetsen vervolgens of is voldaan aan deze meerwerkregeling. Tijdens de bouw merkt de opdrachtnemer eerst een tegenstrijdigheid in het bestek op. Opdrachtgever geeft daarop instructies voor een uitvoering “met een gesloten portomonnee”. Opdrachtnemer wijst erop dat het (meer)werk niet kostenneutraal kan worden uitgevoerd met een verwijzing naar een meerwerkoverzicht. Opdrachtgever lijkt inmiddels geïrriteerd en reageert uiteindelijk per e-mail met de tekst “Gaan met die banaan”. Dit kan door arbiters niet anders worden geïnterpreteerd als een schriftelijke goedkeuring voor het meerwerk volgens de overeengekomen meerwerkregeling. Hoewel ook op grond van art. 7:755 BW het meerwerk kon worden toegewezen, wordt het hier gedaan op basis van de overeengekomen meerwerkregeling.
In een meerwerkregeling kan de opdrachtgever dus strengere regels overeenkomen om het risico op ongewenste meerwerkkosten te minimaliseren. Deze twee praktijkvoorbeelden wijzen echter uit dat meer regels niet altijd beter hoeven te zijn. De juridische basis uit art. 7:755 BW is contractueel vaak al voldoende zodat je in de praktijk kunt “gaan met die banaan”.