nl/en

Wet franchise

Op 1 januari 2021 treedt de Wet franchise in werking. De Wet franchise introduceert voorschriften in de artt. 7:911-922 BW omtrent de inhoud van de franchiseovereenkomst, informatieverplichtingen en gedragsnormen.

Op deze pagina worden de belangrijkste aandachtspunten voor u in kaart gebracht:

  • Toepassingsgebied;
  • Goodwillregeling;
  • Non-concurrentiebeding;
  • Informatieverplichtingen;
  • Goed franchisegever- & franchisenemerschap;
  • Instemmingsrechten.

Ook vindt u op deze pagina verwijzingen naar franchise gerelateerde documentatie, zoals Wetgeving en Artikelen.

decorative image

Toepassingsgebied

De Wet franchise introduceert een nieuwe bijzondere overeenkomst: de franchiseovereenkomst. Een afzonderlijke definitie van het begrip ‘franchise’ bevat de Wet franchise niet. Bepalend voor de vraag of sprake is van een franchiseovereenkomst is niet de kwalificatie, benaming of titel die partijen voor hun overeenkomst hanteren, maar de feitelijke inhoud van hun onderlinge relatie. Wanneer sprake is van een overeenkomst “waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verlichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangegeven wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten”, dan kwalificeert deze als franchiseovereenkomst en is de Wet franchise van toepassing.

 


            
decorative image

Vanaf 1 januari 2021

De met de Wet franchise geïntroduceerde voorschriften omtrent de inhoud van de franchiseovereenkomst, informatieverplichtingen en gedragsnormen gelden al per 1 januari 2021.

Enige uitzondering van de directe werking per 1 januari 2021 betreft vóór die datum gesloten franchiseovereenkomsten. Op dergelijke overeenkomsten worden de voorschriften omtrent de goodwillregeling, non-concurrentiebeding en het instemmingsrecht pas twee jaar na inwerkingtreding, dus op 1 januari 2023, van toepassing. Overigens geldt de Wet franchise onverkort (of misschien wel juist) voor op of na 1 januari 2021 te sluiten franchiseovereenkomsten.

Geen afwijkingen

Ten aanzien van in Nederland gevestigde franchisenemers kan niet ten nadele van de Wet franchise afgeweken worden. Dit ongeacht het recht dat op de franchiseovereenkomst van toepassing is. Met betrekking tot in Nederland gevestigde franchisenemers kan de Wet franchise dus niet omzeild worden door in de franchiseovereenkomst een rechtskeuze voor een buitenlands rechtsstelsel op te nemen. In die zin krijgt de Wet franchise een bijzonder dwingend karakter voor in Nederland gevestigde franchisenemers. Afwijking van de Wet franchise is daarentegen wel toegestaan ten nadele van buiten Nederland opererende franchisenemers, ook indien op de franchiseovereenkomst Nederlands recht van toepassing is verklaard.

Goodwillregeling

In de vanaf 1 januari 2021 te sluiten franchiseovereenkomsten moet een goodwillregeling opgenomen zijn. In ieder geval moet de franchiseovereenkomst bepalen op welke wijze wordt vastgesteld:

  1. of goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer;
  2.  zo ja, welke omvang deze heeft; en
  3.  in welke mate deze aan de franchisegever toe te rekenen is.

Ook moet de franchiseovereenkomst bepalen op welke wijze goodwill die redelijkerwijs toe te rekenen is aan de franchisenemer bij beëindiging van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer wordt vergoed, indien de franchisegever de franchiseonderneming zelfstandig voortzet of daarvoor een nieuwe franchisenemer aangetrokken wordt.

Een goodwillbepaling in strijd met de Wet franchise is nietig. De vereisten ten aanzien van een goodwillregeling voor op 1 januari 2021 bestaande franchiseovereenkomst gelden pas twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet franchise, dus op 1 januari 2023. Na 1 januari 2021 te sluiten franchiseovereenkomsten moeten hier echter direct aan voldoen.

decorative image

Non-concurrentiebeding

De Wet franchise stelt vereisten aan een non-concurrentiebeding. Een non-concurrentiebeding is slechts geldig als het op schrift is gesteld en de duur van een jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt. Daarnaast moet de door het non-concurrentiebeding opgelegde beperking:

  1. enkel betrekking hebben op goederen en diensten die concurreren met de goederen of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft;
  2. onmisbaar zijn om de door de franchisegever aan de franchisenemer overgedragen knowhow te beschermen; en
  3. geografisch niet ruimer zijn dat het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd.

Een non-concurrentiebepaling in strijd met de Wet franchise is nietig. De vereisten ten aanzien van een non-concurrentiebepaling voor op 1 januari 2021 bestaande franchiseovereenkomsten gelden pas twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet franchise, dus op 1 januari 2023. Na 1 januari 2021 te sluiten franchiseovereenkomsten moeten hier echter direct aan voldoen.

Informatieverplichtingen

Een belangrijk oogmerk van de Wet franchise is de versterking van de informatiepositie van de franchisenemer, zowel voorafgaand als tijdens de franchiseovereenkomst. De Wet franchise bevat daartoe een opsomming van diverse onderwerpen waarover de franchisenemer in ieder geval tijdig en specifiek geïnformeerd moet worden. In het figuur hiernaast wordt dit overzichtelijk uiteengezet.

Deze informatie moet op een dusdanige wijze worden verstrekt dat ongewijzigde raadpleging in de toekomst mogelijk is. Ook moet de informatie zodanig geformuleerd en vormgegeven zijn dat de franchisenemer een weloverwogen besluit kan nemen.

De informatieverschaffing is overigens geen éénrichtingsverkeer. De beoogd franchisenemer heeft de verplichting om de franchisegever tijdig informatie over zijn financiële positie te verschaffen, “voor zover deze redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst”. Ook rust op de franchisenemer een bijzondere onderzoeksplicht. De franchisenemer is, binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid, verplicht de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen een franchiseovereenkomst aangaat. Dit beoogt te voorkomen dat de franchisenemer te lichtvaardig vertrouwt op mededelingen van de franchisegever. Daarbij mag van de franchisenemer een kritische grondhouding worden verwacht. Onder omstandigheden kan dit meebrengen dat de franchisenemer extern advies inwint bij brancheorganisaties of (andere) deskundigen.

decorative image

Goed franchisegever en goed franchisenemer

De Wet franchise introduceert de nieuwe norm dat franchisegever en franchisenemer zich tegenover elkaar moeten gedragen als “goed franchisegever” en “goed franchisenemer”.

Het artikel heeft een normerende functie. Goed franchisegever- en goed franchisenemerschap “zal in essentie blijken uit de afwezigheid van ongewenst gedrag”. Goed franchisegever- en goed franchisenemerschap is namelijk “gedrag dat bijdraagt aan de optimale behartiging, binnen de franchiserelatie, van de belangen van beide partijen”. Het komt er op neer dat de franchisegever en de franchisenemer zich jegens elkaar redelijk en billijk hebben te gedragen.

Wat van beide partijen wordt geëist, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder het type franchiseformule, de branche waarin partijen actief zijn, de grootte van de franchiseketen, de ervaring van de franchisegever en de franchisenemer en de grootte van de franchisenemer in termen van onder meer het aantal door hem gedreven franchiseondernemingen binnen dezelfde franchiseformule en de omvang van de franchiseonderneming(en). Overigens heeft dit artikel ook uitstraling op de precontractuele fase.

De open norm van goed franchisegever- en goed franchisenemerschap moet in de praktijk (nader) ingevuld worden. Deze invulling is expliciet overgelaten aan de rechter. Het is op voorhand moeilijk te voorspellen hoe dit uitpakt. Als gekeken wordt naar het arbeidsrecht, dat ook een wettelijke bepaling kent die partijen verplicht tot “goed werkgever en goed werknemerschap”, leert de praktijk dat regelmatig een beroep op dit artikel wordt gedaan. Zowel door de werkgever, als door de werknemer. In feite fungeert het artikel als een vangnetbepaling voor kwesties die niet geregeld zijn in een specifieke bepaling van het arbeidsrecht (Titel 10, Boek 7 BW) of in de arbeidsovereenkomst. Het lijkt telkens aan te komen op de omstandigheden van het geval, waardoor een algemene invulling van de norm “goed werkgever/werknemerschap” lastig te geven is.

Instemmingsrecht

De Wet franchise introduceert een instemmingsrecht van de franchisenemer(s). In het figuur hiernaast wordt dit instemmingsrecht schematisch weergegeven.

Als in de franchiseovereenkomst een bepaling van het drempelniveau van de financiële gevolgen voor franchisenemers in de franchiseovereenkomst ontbreekt, is altijd voorafgaande instemming vereist, ongeacht de omvang van de verlangde investering, financiële bijdrage, kosten of omzetderving. Franchisegevers doen er daarom goed aan een drempelniveau in de franchiseovereenkomst op te nemen.

Bij de hoogte hiervan moeten de normen van goed franchisegever- en goed franchisenemerschap in acht genomen worden. Er zal dus een afweging moeten worden gemaakt tussen het belang van flexibiliteit van de franchiseformule om snel op marktontwikkelingen te kunnen inspelen en het belang van de franchisenemer om niet met onverwachte grote financiële verplichtingen te worden geconfronteerd.

Ten aanzien van op 1 januari 2021 bestaande franchiseovereenkomsten geldt het instemmingsrecht pas twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet franchise, dus op 1 januari 2023. Na 1 januari 2021 te sluiten franchiseovereenkomsten moeten hier echter direct aan voldoen.